Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6930

Datum uitspraak2004-07-30
Datum gepubliceerd2004-08-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.001309.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu aldus de afwezigheid van de raadsman niet verklaarbaar was, had de eerste rechter, gelet op het grote belang van het recht op verdediging, voordat met de behandeling van de zaak werd voortgegaan, moeten onderzoeken of de raadsman mocht worden geacht op de hoogte te zijn van datum en tijdstip van het onderzoek ter terechtzitting. (...) Nu niet is gebleken dat de raadsman van de verdachte, een van de personen die een kernrol op de zitting vervullen, op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag ter terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was, brengt het in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering besloten liggende beginsel dat een verdachte in aan hoger beroep onderworpen zaken aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties, mee dat - na vernietiging van het beroepen vonnis - de zaak wordt teruggewezen naar de eerste rechter teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan.


Uitspraak

tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH economische kamer A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2002 in de strafzaak onder parketnummer 01/075390-01 tegen: [rechtspersoon] V.O.F., gevestigd te [adres]. Het hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd om de hierna te vermelden reden. Aan het hof is het volgende gebleken. Bij brief van 8 mei 2002 heeft mr. J.F.C. Schnitzler, advocaat te Eersel, aan het arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch medegedeeld als raadsman van de verdachte op te treden. Blijkens de responsbrief van het arrondissementsparket d.d. 14 mei 2002 is voormelde brief van de raadsman door het parket ontvangen. Bij inleidende dagvaarding d.d. 22 augustus 2002 is de verdachte gedagvaard voor de zitting van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2002. Ter terechtzitting op voormelde datum zijn de verdachte en zijn raadsman niet verschenen en is de verdachte bij verstek veroordeeld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman gesteld geen afschrift van de inleidende dagvaarding te hebben ontvangen. Bij de stukken bevindt zich een ongetekende brief gedateerd 4 september 2002 van de officier van justitie aan de raadsman van de verdachte, op welke brief in de rechterbovenhoek met de hand "kopie" is geschreven. In deze brief schrijft de officier van justitie dat hij de raadsman hierbij een afschrift van de dagvaarding doet toekomen en worden tevens dag en tijdstip van de zitting in eerste aanleg genoemd. De raadsman heeft gesteld ook deze brief niet te hebben ontvangen. Naar het oordeel van het hof vormde de enkele aanwezigheid in het dossier van voormelde brief van de officier van justitie d.d. 4 september 2002 voor de eerste rechter onvoldoende grond om aan te nemen dat de raadsman op de hoogte was van de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting werd gehouden. -2- Nu aldus de afwezigheid van de raadsman niet verklaarbaar was, had de eerste rechter, gelet op het grote belang van het recht op verdediging, voordat met de behandeling van de zaak werd voortgegaan, moeten onderzoeken of de raadsman mocht worden geacht op de hoogte te zijn van datum en tijdstip van het onderzoek ter terechtzitting. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg blijkt niet dat de eerste rechter een dergelijk onderzoek heeft ingesteld, zodat het er voor gehouden moet worden dat dit niet is geschied. Bij gebreke hiervan had de eerste rechter niet aan de behandeling ten gronde mogen toekomen en lijden het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het op dat onderzoek gebaseerde vonnis dientengevolge aan nietigheid. Nu niet is gebleken dat de raadsman van de verdachte, een van de personen die een kernrol op de zitting vervullen, op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag ter terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was, brengt het in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering besloten liggende beginsel dat een verdachte in aan hoger beroep onderworpen zaken aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties, mee dat - na vernietiging van het beroepen vonnis - de zaak wordt teruggewezen naar de eerste rechter teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis. Wijst de zaak terug naar de rechtbank 's-Hertogenbosch teneinde op de bestaande dagvaarding te worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door Mr. De Lange, als voorzitter Mrs. Harmsen en Van Zon, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 juli 2004. Mr. Harmsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 09 tijd : 15.15 verdachte: [rechtspersoon] V.O.F., gevestigd te [adres], Is bij vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2002 ter zake van: "Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon", veroordeeld tot: ? 800,= boete OV.